Advies Commissie Meurs:
Gaan we samenwerken of krijgen we 'straf'?
(eerder geplaatst, op 22-05-2015, bij NVGzP http://www.nvgzp.nl/advies-commissie-meurs-gaan-we-samenwerken-of-krijgen-we-straf/ )
Ik kon een zucht van verlichting niet onderdrukken toen ik het advies van de commissie Meurs las: een helder rapport, dat recht doet aan de praktijk en ons weer de ruimte geeft om ons werk zelf in te richten. Tegelijkertijd hangt er een zwaard van Damocles boven ons hoofd: als we er niet snel uitkomen met het Kwaliteitsstatuut, dreigt de minister met ingrijpen.
Sinds enige jaren verzet ik mij, samen met een aantal anderen, tegen de invulling van het hoofdbehandelaarschap zoals dat ons opgedrongen wordt door de zorgverzekeraars. In dat kader sprak ik eerder van Insurance Based behandelen in plaats van Evidence Based behandelen. Ik keek dan ook uit naar het rapport van de commissie Meurs.
De commissie Meurs komt tot een helder advies waarbij meer recht gedaan wordt aan de praktijk en geeft het veld veel huiswerk voor de komende jaren. De commissie wil toe naar een “regiebehandelaar” en een “kwaliteitsstatuut”. De commissie is erg duidelijk over de negatieve effecten die het hoofdbehandelaarschap heeft gehad: schijncontacten, inefficiënte inzet van personeel en ondermijning van de vertrouwensband tussen patiënt en behandelaar. Niks nieuws, maar wel goed om te lezen dat we niet voor niets protesteerden. De commissie concludeert dat het hoofdbehandelaarschap bedoeld was om de kwaliteit te verbeteren, maar verworden is tot een noodgreep om grip te krijgen op de kostenontwikkeling in de GGZ en dat dit niet werkt.
Inhoudelijke eindverantwoordelijkheid bestaat (alweer) niet meer
Een opvallend detail is wat mij betreft dat de commissie het begrip “inhoudelijke eindverantwoordelijkheid” nogmaals naar de prullenbak verwijst. Opvallend, omdat de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg dit al in 2002 benoemde als niet meer bestaand en “juridisch onjuist”.
De commissie legt uit dat inhoudelijke eindverantwoordelijkheid niet meer bestaat in de huidige GGZ. Alle behandelaren zijn verantwoordelijk voor hun deel van de behandeling, maar er moet er wel één de regie voeren. De commissie schrijft dat in de praktijk nog wel de vrees bestaat dat de klinisch psycholoog of psychiater, ook al is deze geen regiebehandelaar, toch kan worden afgerekend op het gedrag van anderen. Kennelijk zit de angst er bij de klinisch psychologen en psychiaters goed in na de invoering van het hoofdbehandelaarschap.
Onterecht, zo stelt de commissie. De psychiater of klinisch psycholoog hoeft maar in twee situaties te vrezen voor tuchtrechtelijke aansprakelijkheid:
- als zijn of haar inhoudelijke zorgverlening, zoals deze gelet op zijn deskundigheid had mogen worden verwacht, onder de maat is
- als binnen een team geen goede afspraken zijn gemaakt over taak- en verantwoordelijkheidsverdeling.
Het eerste punt kan de klinisch psycholoog of psychiater zelf voorkomen. Het tweede punt zal worden op gelost door het kwaliteitsstatuut.
Regiebehandelaar en kwaliteitsstatuut
De commissie wil af van het hoofdbehandelaarschap en wil toe naar een “regiebehandelaar” en een “kwaliteitsstatuut”. De cliënt komt door het invoeren van de regiebehandelaar meer centraal te staan en de focus komt weer terug waar wij het willen: op de inhoud en de kwaliteit van de zorg.
De regiebehandelaar mag door meer disciplines ingevuld worden en mag in verschillende fasen van de behandeling een andere zijn. Dit doet volgens mij recht aan de praktijk en geeft ons weer regelruimte terug. Ik kon een zucht van verlichting dan ook niet onderdrukken toen ik dit las.
De totstandkoming van het kwaliteitsstatuut baart mij nog wel zorgen. De veldpartijen en zorgverzekeraars dienen consensus te genereren over een model kwaliteitsstatuut, dit wordt daarna ingevoerd en zorgverleners worden op de naleving hiervan beoordeeld. Klinkt allemaal heel plausibel. Waarom maak ik me dan toch zorgen?
Ik moet terugdenken aan de veldnorm die de partijen in de GGZ samen zouden maken, dit mislukte jammerlijk omdat de partijen niet samenwerkten, maar vooral eigenbelang voorop zetten, de gevolgen waren desastreus.
De commissie stelt dat als de partijen er niet uitkomen en zich niet allemaal committeren aan dit kwaliteitsstatuut, een wettelijke regeling van het regiebehandelaarschap onvermijdelijk wordt. De Minister heeft hier inmiddels concrete termijnen aan verbonden: partijen moeten voor 15 september dit jaar ‘significante stappen’ hebben gezet.
GGZ-land bevindt zich daarom volgens mij in de greep van een dilemma: als we allemaal samenwerken en wat water bij de wijn doen, krijgen wij de “beloning” van een op kwaliteit gebaseerd systeem. Zo niet, dan krijgen we allemaal de “straf” van een door de minister bedachte regeling en zijn we dus terug bij af.
Uiteindelijk zijn we volgens mij gebaat bij een goed kwaliteitsstatuut en zullen alle organisaties iets in moeten leveren voor het grotere goed. De patiënt is gebaat bij een door alle partijen onderschreven kwaliteitsstatuut. Het draait in de zorg namelijk niet om ons, maar om goede zorg voor de patiënt.
Gaat zorgverzekeraar toch weer roet in het eten gooien?
Ook maak ik me zorgen dat de zorgverzekeraars wel instemmen met het kwaliteitsstatuut, maar dan toch nog aanvullende eisen gaan stellen per verzekeraar over de rol van de klinisch psycholoog en de psychiater in de behandeling. Als dat gebeurt zal het kwaliteitsstatuut bij voorbaat nutteloos zijn en bevinden we ons over een paar jaar in precies dezelfde situatie als nu.
(Noot redactie: zie ook reactie zorgverzekeraars op advies Meurs)
Hulp is onderweg
Op 18 mei kwam het advies van de commissie Meurs en al op 20 mei stuurde P3NL (de nieuwe federatie van beroepsverenigingen van psychologen, pedagogen en psychotherapeuten) een brief aan de Vaste Kamercommissie voor VWS van de Tweede Kamer. In deze brief benoemt zij aandachtspunten voor de uitvoering van de plannen en geeft zij aan bereid te zijn om aan de slag te gaan. Het lijkt er op dat de benodigde samenwerking er nu wel is.
Dus nu allemaal hard aan de slag om die beloning binnen te slepen!
Joost Walraven is manager zorg / klinisch psycholoog bij Dimence en hoofddocent management bij de opleiding tot klinisch psycholoog in Nijmegen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten